Omstreeks 1820 (toen Rijssen nog geen 2000 zielen telde) waren de steenfabriekjes van de families Baan en ten Hove twee van de meer dan 50 die Rijssen toen rijk was. Het tichelwoark van Baan en de tichelwoark'n van de twee families ten Hove stonden naast elkaar aan de Brekeldlaan. Dat bleef honderd jaar zo, totdat de beide bedrijven in 1924 gingen fuseren. Dat was het begin van een bloeiende periode, in de historie van het steenbakken in Rijssen, die bijna zestig jaar heeft geduurd.
De stenen werden aanvankelijk handmatig gemaakt (geperst) in een houten raamwerk (steenvorm). Het vochtige leem werd dus handmatig in de vorm geperst, waarna het leem aan de bovenkant van de steenvorm er af werd gesneden om een mooie gladde steen te krijgen. Vervolgens werd de steenvorm omgekeerd en waren de 'natte' stenen gereed om te drogen.
In de tijd van vóór de fusie in 1924 werkten veelal ook de vrouwen/meisjes van beide families mee op het tichelwoark. De pas geperste stenen werden door de meisjes met acht of negen stuks tegelijk onder de arm genomen en in 'banen' op de grond gelegd om te drogen.
Vanaf 1924 werden de stenen gebakken in een Veldoven. Het stoken van de Veldoven gebeurde met turf. Het stookproces in de veldovens duurde ongeveer drie weken, waarna nog eens drie weken nodig waren voor afkoeling.Uiteindelijk, na een lange periode van het maken, drogen en bakken konden de stenen worden gesorteerd op eerste of tweede kwaliteit. De stenen die krom gebakken of met scheurtjes uit de oven kwamen werden beoordeeld als tweede keus en werden in de bouw gebruikt voor het metselen van de binnenmuren.
In de beginjaren werd het transport van het tichelwoark naar de bouw nog gedaan met paard en wagen. In de dertigerjaren over tot het transport met een eigen vrachtauto.
Helaas brak ook voor de steenfabrieken in de dertiger jaren van de vorige eeuw een slechte tijd aan. De steenfabrikanten probeerden met enorme reclameacties zoveel mogelijk van hun ontzaglijk grote voorraden kwijt te raken.
Met de toename van de bevolking nam ook de vraag naar gebakken stenen toe. Men ging zoeken naar methoden die bij minder arbeidsplaatsen toch méér productie gaven. Machines werden aangeschaft om de leem mee op te graven en de 'ringovens' gingen de plaatst innemen van de primitieve veldovens.
In 1963 besloot de directie van "Steenfabriek de Brekeld" een 114 meter lange en zo'n 2.40 meter brede tunneloven te bouwen, waarin de stenen op ingenieuze wijze en razendsnel konden worden gebakken. Eind 1964 was de tunneloven klaar.
Begin tachtiger jaren van de vorige eeuw kwam er een eind aan het bestaan van steenfabriek "de Brekeld" (Baan & ten Hove) in Rijssen.
Doordat Nederland in een diepe crisis belandde en er een stilval kwam in de bouwprojecten, ontstond er een ongekende terugval in de afname van bouwstenen.
Maar ook was het verkrijgen van grondstoffen in de buurt van Rijssen een groot probleem geworden. De leemputten in de buurt van de fabriek en in Enter waren al lang geleden uitgeput geraakt en ook in de Hoch(t) was er geen goede, vette leem meer te verkrijgen. Hierdoor moest de leem elders gehaald worden wat uiteraard een extra hoge kostenpost met zich meebracht.
Dit betekende uiteindelijk het einde voor deze prachtige steenfabriek.